Het is december 2008 en Coco Pinchard heeft alles leuk voor elkaar. Vooruit, ze heeft voor de kerst haar voltallige schoonfamilie meerdere dagen over de vloer en dat is even pittig, maar verder heeft ze niets te klagen. Haar huwelijk met Daniel, een musicalregisseur met erg matige successen, is goed en ze heeft een leuke, 19-jarige zoon: Rosencrantz (ja, zo heet hij echt). Hij is tot een prestigieuze toneelschool in Londen toegelaten. Maar het mooiste van alles is wel dat haar schrijfdebuut binnenkort wordt gepubliceerd, ze heeft goede hoop dat dit boek het goed zal gaan doen. Kortom, de toekomst lacht haar toe. Of toch niet?
Diep in de put
Coco krijgt het aardig voor haar kiezen als Daniel aan de kerstdis laat weten dat hij de regie van een Amerikaanse musicalproductie heeft geaccepteerd in de hoop dat hij eindelijk een bescheiden succes op zijn naam kan gaan schrijven. Het houdt in dat hij maanden van huis zal zijn en daar is Coco niet blij mee. Bovendien heeft ze zo haar twijfels of deze musical wel publiek gaat trekken. Dat viel bij zijn vorige producties (zoals Metal Mickey: de musical en Rentaghost: de musical) ook behoorlijk tegen.
Maar goed, Coco gunt Daniel en beste, zeker nu haar boek ‘De jacht op Diana Spencer’ op het punt staat om in de winkels te verschijnen. Hierin heeft ze een alternatieve geschiedenis beschreven waarin Charles meteen met Camilla trouwt, wie wil dat nou niet lezen?
Alles stort in elkaar als ze Daniel met een andere vrouw in hun bed betrapt, haar boek genadeloos flopt en als klap op de vuurpijl werkt de brave Rosencrantz zich onbedoeld in een grote berg problemen die Coco hals over kop op moet zien te lossen. Het is genoeg om diep in de put te zakken en dat doet Coco dan ook even. Gelukkig heeft ze haar twee goede vrienden Christopher en Marika met wie ze intensief mailt.
De kebabspies
Coco blijft niet bij de pakken neerzitten. Ze besluit een volkstuin met een schattig tuinhuisje te huren zodat ze daar kan gaan schrijven aan een nieuw boek. De aanhouder wint tenslotte. Ze kan zich daar alleen wel moeilijk concentreren omdat de eigenaar van het volkstuintje naast het hare wel erg aantrekkelijk is. En verder is ze ook niet langer zuinig met haar alcohol inname.
“AAN: rosencrantzpinchard@gmail.com
Als je per se dronken moet worden na school, vergeet dan alsjeblieft niet dat ik hier ook woon. Toen ik vanochtend de voordeur opendeed om melk te pakken, trof ik op de stoep een half aangevreten kebabspies aan.
AAN: chris@christophercheshire.com
Rosencrantz kwam net van school thuis met een vette grijns op zijn gezicht. Het was mijn kebabspies geweest. Hij had me vannacht om één uur op de stoep voor de deur aangetroffen, waar ik me vastklampte aan de schoenveger alsof mijn leven ervan afhing en schreeuwde: ‘De hele wereld draait!’ Ik schaam me kapot. Hebben we echt kebab gehaald?”
Zelden zo hard gelachen
Het was even wennen aan dit boek, want het heeft een onorthodoxe opbouw. Het bestaat namelijk enkel en alleen uit de e-mails die Coco verstuurd. In het tijdperk voor WhatsApp was dat normaal, nu is dat een beetje vreemd. Hoe dan ook, het mocht de pret niet drukken. Ieder mailtje is namelijk een huzarenstukje van hilariteit, ik heb zelden zo hard om een boek gelachen.
Coco is geweldig en de personen om haar heen (mijn persoonlijke favoriet is oma Ethel) zijn minstens net zo heerlijk. Het is echt een feestje om dit boek te lezen en nu ik weet dat er een hele serie rond Coco Pinchard is, gaat dat feestje dus ook nog even door.
Bijzondere bijkomstigheid is natuurlijk dat deze vrolijke feelgood roman van de hand van Robert Bryndza is, een wereldberoemde auteur van duistere thrillers. Wie had ooit kunnen bedenken dat hij dit in zijn mars had en dat hij er ook nog eens zo goed in zou zijn?
Geen reacties