Het is november 1327 als de Engelse franciscaner monnik William Baskerville samen met zijn jonge metgezel Adson van Melk bij een Italiaanse abdij aankomt. William heeft de opdracht gekregen om een ontmoeting tussen de gebrouilleerde franciscanen en afgevaardigden van de paus te organiseren. Hij is net op de benedictijnse abdij aangekomen als blijkt dat er een monnik onder verdachte omstandigheden is overleden. William wordt als oud-inquisiteur aangesteld om tijdens zijn verblijf ook deze dood te onderzoeken, maar dan worden er meer monniken overduidelijk vermoord.
Discussies over het christelijke geloof
Dit boek heeft in principe twee verhaallijnen: aan de ene kant is er die mysterieuze abdij waar een monnik onder vreemde omstandigheden is overleden, gevolgd door een aantal opmerkelijke moorden. Aan de andere kant staan de discussies over het christelijke geloof van die tijd centraal. Had Jezus bewust geen bezit en mogen monniken als vertegenwoordigers van het geloof daarom ook geen bezit hebben? Heeft Jezus nooit gelachen en is het daarom zondig om als christen plezier te hebben?
Het viel niet altijd mee om door die eindeloze discussies over bezit te lezen. Vooral in het begin kon het me weinig boeien dat franciscaanse monniken (fraticelli) als ketters beschouwd moesten worden omdat ze niets wilden bezitten. Of dat de omstreden Paus Johannes XXII juist de ketter was omdat hij dol op rijkdom was.
Het waren de gruwelijk moorden, de groeiende mysteries en de belofte van een prachtige, labyrintvormige bibliotheek (ik heb de film met Sean Connery immers ook ooit gezien en dat deel is me heel goed bijgebleven) die ervoor zorgden dat ik ondanks de pittige schrijfstijl toch door bleef lezen.
De bibliotheek
De abdij waar William van Baskerville met behulp van Adson van Melk zijn opdrachten moet vervullen is in de hele christelijke wereld befaamd om zijn enorme bibliotheek. Het is voor zover bekend niet alleen de grootste verzameling boeken – zowel christelijk als islamitisch – het bevat ook nog eens talloze zeldzame manuscripten. Williams teleurstelling is dan ook groot als blijkt dat die bibliotheek absoluut niet betreden mag worden.
De bibliotheek is volgens een strikt geheim plan ontworpen, alleen de bibliothecaris en hulpbibliothecaris weten hoe ze door het uitgebreide labyrint van boeken en gangen kunnen bewegen. Er is geen ruimte voor toeristen. Toch weet je als lezer al meteen dat die bibliotheek nog uitgebreid aan bod zal komen, ook als je de film niet hebt gezien. Het is overduidelijk dat de climax van het verhaal zich hier af zal gaan spelen.
“We bevonden ons op de drempel van het vertrek dat qua vorm gelijk was aan de andere drie zevenhoekige vertrekken zonder raam en waarin een sterke geur van bedomptheid en beschimmelde boeken hing. Met de lamp hoog geheven bescheen ik eerst het gewelf, daarna bewoog ik mijn arm naar beneden, naar rechts en naar links, en de vlam wierp een vaag schijnsel op de boekenplanken langst de verst verwijderde wanden. Ten slotte zagen we in het midden een tafel beladen met papieren, en zittend achter een tafel een gedaante die in het donker roerloos op ons leek te wachten, als hij tenminste nog in leven was. Nog voordat de lamp zijn gelaat verlichtte, sprak William hem aan.”
Ouderwetse opbouw
Alles in dit boek is lang. De zinnen, de alinea’s, de stukken Latijnse tekst (zonder vertaling!) en vooral ook de opbouw van het verhaal. Nu snap ik in principe waarom Umberto Eco voor die – zoals ik dat noem – ouderwetse opbouw heeft gekozen. Het verhaal speelt zich in de 14e eeuw af en is geschreven door de veel oudere Adson van Melk. Deze schrijfstijl past bij de tijd en de verteller. Maar het zorgt er wel voor dat dit verhaal niet bepaald makkelijk wegleest.
De eerste 150 pagina’s was het echt bikkelen. Ik heb me door de ellenlange zinnen geworsteld die ik soms drie keer moest lezen om nu echt te begrijpen wat er stond. Daarna vond ik dat ik teveel moeite in dit boek had geïnvesteerd om het zomaar weg te leggen (ook al had ik die neiging wel). De beloning voor mijn doorzettingsvermogen kwam in de laatste 150 bladzijdes, waarin alle puzzelstukjes in elkaar vallen en er een verrassende, spannende ontknoping volgt.
Ondanks het gebikkel ben ik gaandeweg van het verhaal gaan houden en heb ik er veel van opgestoken. De laatste 50 bladzijdes heb ik zelfs ademloos verslonden. Al met al zou ik dit boek dus zeker aanraden als je van historische thrillers houdt, maar houd er wel rekening mee dat je er echt moeite voor moet doen!
Geen reacties