De nieuwsgierige Dolf Wega is op bezoek bij de wetenschappers dr. Simiak en dr. Kneveltoer. Vol enthousiasme laten de twee heren hun nieuwe materie-transmitter aan de 16-jarige jongen zien, waarmee ze voorwerpen en dieren naar het verleden en weer terug hebben geflitst. Dolf is erg geïnteresseerd in deze baanbrekende uitvinding en praat net zo lang op de mannen in totdat ze hem als proefkonijn voor een paar uurtjes naar de middeleeuwen flitsen.
Vast in de middeleeuwen
Dolf wil uitkomen op 14 juni 1212, in het Franse plaatsje Montgivray. Hij heeft thuis namelijk een boek liggen dat over een riddertoernooi op die dag vertelt en het lijkt hem fantastisch om dat mee te mogen maken. Dolf gaat in de materie-transmitter staan en met een harde klap gaat hij eeuwen terug in de tijd.
Hij belandt op een weg net buiten het Duitse plaatsje Worms, op 24 juni 1212 en moet meteen aan de slag om een Italiaanse student van een stel struikrovers te redden. Als hij uiteindelijk met veel moeite de datum en plaats uit de Diets sprekende student Leonardo heeft weten te krijgen, staat hem een nieuwe verrassing te wachten: er komt een enorme stoet kinderen aan.
Dolf is midden in de kinderkruistocht die vanuit Keulen is vertrokken terecht gekomen. Door de drukte van de duizenden kinderen lukt het hem niet om op tijd op de juiste plek te zijn om naar zijn eigen tijd terug geflitst te worden. Dolf zit vast in de 13e eeuw en sluit zich samen met Leonardo aan bij de kinderkruistocht.
De herdersjongen
De kinderkruistocht wordt geleid door twee monniken, Dom Anselmus en Dom Johannes, en Nicolaas, een eenvoudige herdersjongen die Gods boodschap heeft gehoord. Zij hebben samen voor de Dom van Keulen alle weeskinderen en zwervertjes verzameld en hen hoop op een prachtige toekomst gegeven. Eén van die weeskinderen is Mariecke, een meisje dat in Keulen van aalmoezen moest leven.
“’Wat hebben de engelen tegen Nicolaas gezegd?’ informeerde hij [Dolf] verder.
‘God wilde dat Nicolaas zo veel kinderen verzamelde als hij maar vinden kon. Ze moesten allemaal nog maagd zijn. Dan zou God hen naar het Heilige Land leiden, eerst over de bergen en dan naar de zee. En de zee zal wijken als Nicolaas de handen er naar uitstrekt. Zo kunnen we dan naar het Heilige Land lopen, zonder nat te worden of te verdrinken. Nicolaas zal ons dan bij Jeruzalem brengen.’”
Voor een moderne jongen als Dolf is het onvoorstelbaar dat al die kinderen zomaar dit verhaal geloofden en klakkeloos meegingen. Toch wordt hem al snel duidelijk dat deze kinderen helemaal niets hadden en dat middeleeuwers een stuk minder kritisch zijn en nauwelijks argumenten nodig hebben.
Rudolf Wega van Amstelveen
De kruistocht is ontzettend slecht georganiseerd. Voor Nicolaas, de twee monniken en een paar adellijke kinderen die de leiding van het nieuwe Jeruzalem op zich willen gaan nemen zijn de voorzieningen prima. Er is een ossenkar zodat ze niet hoeven te lopen en een tent zodat zij beschut kunnen slapen. Ook hebben ze genoeg voedsel. De rest moet zichzelf maar zien te redden.
Dolf trekt zich het lot van de kinderen die zonder schoenen en nauwelijks mogelijkheid om eten te vergaren aan en begint de boel samen met Leonardo te organiseren. Hij noemt zichzelf Rudolf Wega van Amstelveen, de zoon van een rijke koopman uit de Lage Landen en weet ervoor te zorgen dat er heel wat minder kinderen sterven door honger en uitputting.
Hij komt alleen wel voor de nodige uitdagingen te staan als er roodvonk onder de kinderen uitbreekt, als ze de Alpen over moeten steken en wanneer een graaf tientallen kinderen steelt zodat hij genoeg werklui in zijn burcht heeft. En ook als ze eenmaal in Genua aankomen staat Dolf voor een enorme klus.
Een tijdloos kinderboek
Dit boek stamt uit 1973 en is door de jaren heen een echte klassieker binnen de jeugdliteratuur geworden. Ik weet nog dat ik het zelf als kind meerdere keren heb gelezen en ik vond het heerlijk om het nu aan mijn eigen zoon voor te kunnen lezen.
Het is spannend, avontuurlijk en ook nog eens heel leerzaam. Wij zijn thuis niet gelovig, maar het lezen van dit boek heeft tussen mijn zoon en mijzelf wel interessante gesprekken over het geloof opgeleverd. Bovendien hebben we vaak samen naar het kaartje aan de binnenkant van de kaft gekeken om te zien waar de kinderen zich op dat moment in het verhaal bevonden.
Ik zie het nog gebeuren dat ik dit boek ook ooit aan een kleinkind voorlees, maar ik hoop wel dat er tegen die tijd een nieuwe uitgave is waarin het taalgebruik wat minder stijf is. Het verhaal mag dan wel tijdloos zijn, de ouderwetse woorden en lange zinnen zijn dat niet.
Geen reacties